De meeste trajecten bestaan uit 20-25 sessies van 45 minuten per week. De therapie is opgebouwd uit 3 fasen. De observatiefase, de verdiepingsfase en de afrondingsfase.
De observatiefase bestaat uit 4/ 5 sessies met activiteiten waarbij de kennismaking centraal staat.Vanuit een basis van veiligheid en vertrouwen biedt de therapeut activiteiten aan en observeert hierbij het gedrag van wat het kind. De therapeut werkt vanuit de kwaliteiten van een kind en zal gedurende de therapie het kind vele succeservaringen laten opdoen. De observaties worden omgezet in doelen en opgenomen in een behandelplan dat vervolgens besproken wordt met ouders/ verzorgers.
De verdiepingsfase bestaat uit het bewust worden van het gedrag. Het kind leert spelenderwijs stil staan bij zijn/ haar gedrag, oude patronen los te laten en nieuwe vaardigheden ontdekken. De therapeut zet daarvoor verschillende interventies in om gedragsverandering mogelijk te maken en het kind meer zelfvertrouwen te geven.
De afrondingsfase bestaat uit sessies die gericht zijn op het aanmoedigen van het kind om zelfstandig oplossingen te bedenken en keuzes te maken. Via ‘verwoording’ van de ervaringen en bewustwording in de omgang met de therapeut, krijgt het kind/de jongere taal voor zijn/ haar ervaringen en ontwikkelt het kind een realistisch zelfbeeld. Door te experimenteren met het nieuwe gedrag, zowel thuis als in het dagelijks leven, leert het kind om te vertrouwen op zijn/ haar eigen vaardigheden. Dit leidt vaak tot succeservaringen bij het kind, waardoor het zelfvertrouwen groeit en een kind meer zelfstandigheid kan functioneren of eigen problemen kan oplossen.